Dit jaar is ‘Verbind de verschillen’ het thema van het Nationaal Congres Parkeren & Mobiliteit. Specifiek wordt daarbij ingezoomd op de verschillen tussen stad en platteland en is men op zoek naar kansen en uitdagingen om die verschillen in mobiliteit te overbruggen. Als partner van het congres is Empaction gevraagd haar licht te laten schijnen op dit thema.
Wat Empaction betreft zijn de verschillen tussen stad en platteland geen probleem, maar een feit. Wij zien ook geen enkele reden om die werelden dichter bij elkaar te brengen. Binnenstedelijk zijn de echte issues ruimtegebrek en leefbaarheid. Het mobiliteitsvraagstuk is daar ondergeschikt aan. En dat kan, omdat er steeds meer en betere alternatieven komen voor de eigen auto. In dorpen is dat juist andersom. Daar wordt men voor een verplaatsing juist steeds meer afhankelijk van een eigen auto, mede omdat daar steeds minder betaalbare alternatieven komen.
Zolang de verschillen niet als feit geaccepteerd worden blijven er misleidende krantenkoppen komen, zoals: het autobezit in Nederland stijgt nog steeds. Dat is waar, maar de nuancering is dat het autobezit binnenstedelijk daalt, met name onder jongeren, en op het platteland extra hard stijgt.
Ter illustratie: het gemiddelde autobezit per huishouden in het centrum van Eindhoven is tussen 2016 en 2022 gedaald van 0,9 naar 0,4. Veel mensen, waaronder raadsleden, weigeren dergelijke getallen voor hun gemeente te geloven, want het autobezit in Nederland stijgt.
Deelmobiliteit binnen en buiten de stadsgrenzen
De aard van de mobiliteitsvraagstukken in de stad en op het platteland zijn compleet verschillend en dus is het een utopie te denken dat een goede aanpak voor beide situaties wel (veel) overeenkomsten zullen hebben. Dat wil echter niet zeggen dat die twee werelden helemaal niets aan elkaar hebben.
Bijvoorbeeld: Wij zijn ervan overtuigd dat onder regie van de gemeente in een stad een hoogwaardig en betaalbaar aanbod deelmobiliteit te organiseren is, dat gezien kan worden als een verlengstuk van het openbaar vervoer. Hiermee wordt de autoafhankelijkheid van de inwoners nog kleiner. En hoe meer inwoners geen eigen auto hebben, hoe profijtelijker de business case van de aanbieders van deelmobiliteit wordt. Daarmee komt er ruimte om de dienstverlening enigszins voorbij de gemeentegrens uit te breiden. Dit is dan zowel interessant voor de stad (minder autobezoekers van buiten) als voor de omliggende kleinere steden (minder autoafhankelijkheid).
Verbind budgetten
Door deelmobiliteit te zien als een verlengstuk van ov ontstaat er een ov-plus, dat ons niet alleen in staat stelt ons te verplaatsen van knooppunt naar knooppunt, maar écht van a naar b. Binnenstedelijk is zo’n ov-plus best betaalbaar. Ons inziens is het verbinden van budgetten een belangrijke eerste stap om ook op het platteland een ov-plus te krijgen. De relatieve besparing van minder hoogfrequentie buslijnen niet als bezuinigingsmaatregel inzetten, maar die middelen gebruiken voor het optuigen van een goed aanbod van deelmobiliteit op het platteland.
Op 16 maart gaan we het tijdens het Nationaal Congres Parkeren & Mobiliteit met elkaar hebben over het verbinden van verschillen. Deel je ook jouw visie over dit onderwerp tijdens het congres?